woensdag 19 mei 2010

MKB verliest miljard door openstaande facturen


Het MKB blijkt meer dan 1,1 miljard euro per jaar onnodig te verliezen. Uit onderzoek van Clearlybusiness en ABN AMRO blijkt dat dit voornamelijk te wijten is aan facturen die te laat of helemaal niet betaald worden. Dit meldt Managersonline vandaag.
Bijna 60 procent van de ondernemingen heeft te maken met klanten die niet of te laat betalen. Bij bedrijven met een omzet boven de 500.000 euro is dit zelfs 74 procent. Dagelijks komt dit neer op gemiddeld bijna 4.000 euro die open staan bij klanten. De openstaande facturen leiden uiteindelijk tot afschrijvingen aan niet inbare bedragen met een totale waarde van meer dan 1,1 miljard euro.

Regio’s
Uit het onderzoek blijkt ook dat in de provincie Flevoland in verhouding twintig procent meer wordt ‘weggegooid’ dan in de provincie Gelderland. In totaal wordt in Nederland 1.103.436.400 euro per jaar afgeschreven aan niet inbare bedragen. Per bedrijf is dat een bedrag van gemiddeld 1.672 euro

Bedrijven zien de situatie alleen maar verslechteren. Maar liefst 80 procent denkt dat de betalingstijd het komende jaar niet beter zal worden. Bij zo’n 50 procent is het probleem het afgelopen jaar toegenomen.

Zorgwekkend
Bedrijven geven aan dat ze zelf debet zijn. Ze zouden te weinig actie ondernemen om hun facturen betaald te krijgen. Vooral kleinere ondernemingen gaan niet achter hun geld aan. Zij hebben hier vaak niemand speciaal voor in dienst. Wilfred Kik, Marketing Directeur Bedrijven bij ABN AMRO: ‘Het zijn nog steeds uitdagende tijden voor ondernemers en bedrijven. De hoge kosten als gevolg van late betalingen, die uit het onderzoek naar voren komen, zijn dan ook zeer zorgwekkend te noemen. Evenals het feit dat er op korte termijn geen verbetering lijkt te komen.’

Controle
De helft van de MKB-bedrijven controleert niet de kredietwaardigheid van nieuwe en bestaande klanten. Ook naar de financiële stabiliteit van leveranciers wordt niet gekeken, met als risico dat niet of te laat betalen óf het niet leveren van producten of diensten groter wordt. Wilfred Kik: ‘Juist bedrijven die hun debiteurenbeheer serieus nemen, doen het beter in tijden van crisis. Het checken en monitoren van debiteuren is een krachtig middel voor MKB’ers; het helpt hen te bepalen met wie ze wel of geen zaken moeten doen. Het moet daarom voor ondernemers betaalbaar en makkelijk zijn om dit te doen.’ Bron: Managersonline.

dinsdag 4 mei 2010

Wijziging afschrijvingspercentage auto voor bpm op basis van werkelijke waarde


De Belastingdienst laat weten dat per 1 mei de afschrijvingsmethode op basis van werkelijke waarde voor de belasting van personenauto’s en motorrijwielen (bpm) verandert. Vanaf die datum past de fiscus de download-versies van de aangifteformulieren aan en zijn alleen die versies te gebruiken voor aangifte.
De fiscus bericht op zijn website dat per 1 mei de afschrijving voor de bpm op basis van de werkelijke waarde wordt bepaald op het procentuele verschil tussen:
• de inkoopwaarde in nieuwstaat
• de inkoopwaarde in gebruikte staat op het moment van aangifte
De inkoopwaarde in nieuwstaat is de inkoopwaarde direct nadat het motorrijtuig is geleverd aan degene op wiens naam het kenteken staat, voordat het motorrijtuig is gebruikt.
Inkoopwaarde
In de praktijk is de inkoopwaarde in nieuwstaat zelden of nooit bekend. In de uitvoeringsregeling bpm staan daarom regels om de inkoopwaarde in nieuwstaat te berekenen.
De volgende formule is te gebruiken:
Inkoopwaarde in nieuwstaat = (consumentenprijs minus 500 euro) x 0,88 procent.
Aangevers zijn overigens vrij om de inkoopwaarde in nieuwstaat op een andere wijze te berekenen. In dat geval moet de berekening met motivatie worden opgevoerd.
Nieuwe aangifteformulieren
Deze berekeningswijze gaat per 1 mei 2010 in. De download-versies van de aangifteformulieren bpm worden per die datum aangepast. Aangifte mag dan alleen nog met deze versies plaatsvinden. De formulieren zijn te vinden op de site van de Belastingdienst.
Bron: Belastingdienst

Forse aftrekpost voor ZZP’ers met huurwoning


Ondernemers die een gedeelte van hun huurwoning voor de onderneming gebruiken, kunnen het huurrecht van die woning tot het ondernemingsvermogen rekenen. Het zorgt voor een forse aftrekpost.
Dit blijkt uit een recente uitspraak van rechtbank Arnhem. Janna de Vries was medisch-wetenschappelijk tekstschrijfster. Zij was als zelfstandige zonder personeel (ZZP’er) werkzaam voor meerdere opdrachtgevers. Voor haar werkzaamheden – die fiscaal als een onderneming werden aangemerkt – maakte zij gebruik van twee kamers in de door haar gehuurde woning. Voor het gebruik van die werkruimte bracht zij een evenredig gedeelte van haar huisvestingkosten (25% van de huur plus andere kosten, in totaal 2.443 euro) in aftrek op haar winst uit onderneming over 2005. De inspecteur schrapte die aftrekpost. De werkruimte in de huurwoning was geen zelfstandige werkruimte (geen kwalificerende werkruimte in de zin van de belastingwet) en daardoor werd niet voldaan aan de (per 1 januari 2005 ingevoerde) wettelijke vereisten voor een kostenaftrek. De Vries verzette zich tegen die correctie.

Huur als ondernemingsvermogen
Voor de rechtbank Arnhem voerde zij aan dat het onderscheid dat de wetgever had gemaakt tussen een zelfstandige en een onzelfstandige werkruimte (wél of géén kostenaftrek) in strijd was met het gelijkheidsbeginsel. De rechtbank ging daar niet in mee. De wetgever mocht dat onderscheid maken, en de inspecteur had terecht gesteld dat de werkruimte in de huurwoning niet als een zelfstandige werkruimte kon worden aangemerkt: de werkruimte was niet zelfstandig verhuurbaar, de werkruimte had geen eigen ingang, geen eigen sanitaire voorzieningen, enz. De inspecteur had de kostenaftrek terecht geweigerd. Maar toch pakte de procedure goed uit voor de ZZP’er. De rechtbank was het met belanghebbende eens dat zij het huurrecht van haar woning per 1 januari 2005 tot haar ondernemingsvermogen kon rekenen. Zij gebruikte 25% van de ruimte in haar woning voor zakelijke doeleinden, en dat rechtvaardigde de kwalificatie als ondernemingsvermogen. Daardoor kon zij alle kosten van de huurwoning (de huur plus alle andere kosten, in totaal 9.251 euro) in aftrek brengen op de winst, en moest zij voor haar woongenot een onttrekking in aanmerking nemen van (de bij wet forfaitair voorgeschreven) 1,4% van de WOZ-waarde van haar woning van 164.000 euro. Dat leverde per saldo een aftrek op van 6.955 euro, beduidend meer dan de aftrekpost die in de aangifte was geclaimd.

Samenvattend:
Een ZZP’er die in een huurhuis woont en die een aanzienlijk gedeelte (plusminus 25%) van de huurwoning voor zijn onderneming gebruikt, doet er verstandig aan om het huurrecht van die woning tot zijn ondernemingsvermogen te rekenen. Dat levert hem een forse aftrekpost op voor de werkruimte. De kans dat het huurrecht in waarde gaat stijgen en in de toekomst, bij beëindiging van de huur of van de onderneming, belastbare winst uit onderneming gaat opleveren, is vrijwel altijd nul komma nul.

Auteur: Eric Verberne Bron: Onlinepoductions